duurzame kaars van koolzaadwas (groot)
Brand uren 30
In deze geurkaars zit een vleugje lavendel hoe langer de kaars aan is hoe meer geur er vrij zou komen.
De geur is aangepast aan een gezonde manier van geurkaarsen niet teveel en niet te weinig zodat hier geen klachten uit ontstaan.
Koolzaad kaarsen
1. Laat de bovenlaag volledig smelten.
Steek je een kaars voor de eerste keer aan?
Blaas deze dan pas uit op het moment dat de hele bovenlaag is gesmolten.
Als je het al na een half uurtje doet, dan ben je dus fout bezig!
Door eerst de bovenlaag helemaal te laten smelten, voorkomt je dat er een gat (of tunnel) in de was brandt.
2. Houd het lontje kort.
Het is het beste als het lontje van je kaars niet langer is dan een halve centimeter, want hierdoor zal je kaars minder walmen.
Je kunt de lont gemakkelijk korter knippen als deze te lang is.
Als je de kaars opnieuw aansteekt haal dan altijd het verkoolde stukje lont eraf. Zo brand je kaars mooi op en blijft de vlam mooi!
3. Vermijd tocht.
Een licht briesje kan het vlammetje van de kaars van richting laten veranderen.
Als de tocht steeds van dezelfde kant komt, zal de kaars ook aan één kant sneller opbranden.
Let hier dus op.
Valt de tocht niet te vermijden?
Draai je kaars dan af en toe.
4. Zet kaarsen niet te dicht bij elkaar.
Als je kaarsen te dicht naast elkaar zet, kan de warmte van de ene kaars de andere kaars laten smelten. Wil je dat al je kaarsen mooi opbranden? Zorg dan voor voldoende afstand tussen alle kaarsen.
5. Toch een gat in je kaars?
Snijd de randen weg.
Als je kaars niet mooi opbrandt, dan kun je de opstaande randen voorzichtig wegsnijden. Zo is het oppervlak weer gelijk.